Ik kijk naar het middelgrote, donkere beeld dat mijn tante vasthoudt. ‘Nu behoort het jou toe’, zegt ze met een glimlach. Ze zet het op het boekenrek in mijn slaapkamer. Mijn tante heeft haar overvolle koffers al ingepakt, en vertrekt vandaag alweer naar huis, naar Congo.
‘Het behoorde eerst mijn moeder toe, jouw grootmoeder, die het op haar beurt weer kreeg van haar eigen moeder,’ legt mijn tante uit. ‘Helaas ben ik op een leeftijd gekomen dat ik geen kinderen meer kan krijgen. Ik geef het aan jou, om de traditie verder te zetten. Je bent zoals een dochter voor me.’
Uit haar kleine handtas haalt mijn tante een kleine amulet, doordrongen in de kleur van arganolie. De ogen zijn half gesloten en het hoofdje buigt zich. Ze aait er heel zachtjes over. ‘We hebben allemaal zo eentje in de familie’, fluistert ze zacht. ‘Ik vind dat je op een leeftijd bent gekomen dat je ook de verantwoordelijkheid hiervoor kunt dragen.’
Ze overhandigt me de amulet. ‘Ze stellen onze voorouders voor. Je moet er goed zorg voor dragen, want ze zijn de ruggengraat van onze familie en zullen ons beschermen als dat nodig is.’
‘Onthoud goed', waarschuwt mijn tante. ‘Je mag nooit smeken in de buurt van het grote, zwarte beeld’. Ze wijst naar mijn boekenrek. ‘In onze traditie is er geen plaats voor vrouwen die zielig doen, hoe hard ook het leven soms is voor ons vrouwen. Als je pijn en verdriet voelt, moet je het aan het beeld geven. Zij zal het voor jou dragen in haar borst’.
Ik kijk naar het donkere beeld. Haar handen rusten op haar borsten. ‘De borsten zijn de zetel van onze geestelijke kracht. Ze wil dat je beheerst bent en terughoudend. Dat je je niet verlaagt tot mensen met een lage morele waarde,’ legt mijn tante uit. ‘Ze zal je helpen om die taak vol te houden, de kracht vind je bij haar terug.’
'Je moet je niet verlagen tot de mensen hier buiten, in deze stad, als je snapt wat ik bedoel.’ Mijn tante kijkt uit het raam, en er doemen beelden op van de gemene opmerkingen van de buren toen mijn moeder hier pas in het appartement kwam wonen. Weer een kleurling, dachten ze vast. Een alleenstaande moeder dan ook nog. Ze sloten de ramen en deuren als we kookten, en als ze langs ons appartement liepen in de gang, knepen ze hun neuzen dicht. Ze konden niet tegen de geur van pili-pili, knoflook en gember.
‘Als je wat ouder bent, mag je bij mij op bezoek komen in onze gemeenschap. Dan zul je zien dat de wereld veel groter is. Voorlopig moet je het hier mee doen,’ zucht mijn tante.