Tienjarenplan
In december 1958 schreef het stadsbestuur een aanbesteding uit voor 30 walkranen, ingedeeld in 2 loten van telkens 15 stuks. In de technische voorschriften was de mogelijkheid opgenomen om, naast een zuiver elektrische uitrusting, als variant een oleohydraulische aandrijving voor de mechanismen aan te bieden. Zo’n 21 firma’s zonden een aanbieding in, 10 Duitse, 4 Belgische, 4 Nederlandse, 2 Franse en 1 Zwitserse. De Nederlandse combinatie Holland Cranes kwam als laagste inschrijver naar voren, conform de voorwaarden. Gezien de beschikbare kredieten en alle overwegingen van technische en nationaal-economische aard, werden - na intens overleg met het ministerie - 2 onderhandse overeenkomsten opgemaakt: een met Holland Cranes voor de levering van 20 walkranen en een met de Boomse Metaalwerken.

Nieuwe kranen van het type KB wachten op de afwerking van nieuwe versterkte kraanbanen, 1961.
KD410
De NV Boomse Metaalwerken kreeg de bestelling van 22 walkranen op 17 november 1959. Het rijk voorzag via het ministerie van Openbare Werken in een tussenkomst van 60 % van de aankoopprijs, in het kader van de zogeheten wet voor het 'Tienjarenplan voor de uitbreiding van de haven van Antwerpen'.
21 kranen van het type KB werden gevoed op 550 volt gelijkspanning. De 22e kraan van de reeks, nummer KC427, had een Ward-Leonard aandrijving voor hijsen, zwenken en toppen. De 21 kranen begonnen hun carrière als 5-tonners onder de kernletters KB. Later werd de nominale last van 18 van deze kranen opgevoerd naar 6 ton op vraag van de gebruikers. De robuuste constructie van de kranen liet dat zonder grote aanpassingen toe. Deze kranen kregen vanaf dan de kernletters KD.
Baanbrekend
De gelaste staalconstructie in stijve kokerbouw, in het bijzonder het portaal, was veelal hyperstatisch. De kranen waren dan ook veel gevoeliger voor hoogteverschillen in de kraanbaan. Plaatselijke verzakkingen van 5 cm konden niet meer door een elastische vervorming worden opgevangen, waardoor de kranen abnormaal belast werden. De klassieke spanningsberekeningen waren niet meer toepasbaar op deze moderne constructie. Het verloop en de grootte van de spanningen in het staal tijdens de werking van de kraan werden daarom experimenteel gemeten aan de hand van rekstrookjes aangebracht op de oppervlakte van de constructie. Vooral de ondervinding enkele jaren vroeger op de HA-kranen noopte tot voorzichtigheid. Ook werden de kranen, samen met hun 20 KA-zusters, pas opgesteld wanneer de nieuwe kraanbanen met zware betonbalkfundering afgewerkt waren. Daarmee kwam de aanzienlijk kleinere tolerantie op de nivellering van de railhoogte (2 mm over 2 meter tegenover vroeger 5 cm over 5 m) tegemoet aan de stijve portaalbouw.
Ward-Leonard
De tweeëntwintigste kraan van de reeks, KC 427 met een Ward-Leonardaandrijving voor hijsen, zwenken en toppen, diende als prototype voor het ontwikkelen van de Ward-Leonardtechnologie op hijswerktuigen. Die moest toelaten om de kraan te voeden vanuit een driefasig draaistroomnet en om de snelheid van de bewegingen nauwkeuriger te regelen met behulp van magneetversterkeraansturing (ACEC).
Bij de moderne 5-tonskranen van het type JA, met hun grotere vermogens, ontstonden reeds spanningsvallen van meer dan 10 procent in het 550 volt gelijkspanningsnet! In het toenmalige netvoedingspunt aan het Leopolddok diende daarom bij volle kraanactiviteit de gelijkstroom geïnjecteerd te worden op 620 volt: dat belette een normale werking van de kraan. Met de Ward-Leonardtechnologie werd het mogelijk de kraan te voeden vanuit een driefasig draaistroomnet, zo nodig op een hogere spanning dan de klassieke 380/220 volt.
De snelheid van de kraanbewegingen kon met de Ward-Leonardtechnologie duidelijk nauwkeuriger en over een groter gamma van 2 tot meer dan 200 procent geregeld worden. Dat was nodig om de last onder controle te houden bij de grotere vlucht en hijshoogte van de nieuwe kranen. De constructeurs van de elektrische toerusting stonden daarbij ook voor de uitdaging van de concurrerende technologie van de oleohydraulica die eveneens een continue regelbaarheid van de mechanismen beloofde.
Karakteristieken
- Type: topkraan
- 21 stukstype KB: 5 ton / 3 ton; waarvan 18 stuks omgebouwd naar KD-last: 6 ton /3 ton
- Hijssnelheid: 0,8–1 meter per seconde
- Vlucht: 28 meter
- Motoren: 550 volt gelijkspanning; constructeur: ACEC-SEM
- hijsen: 50 pk, serie
- zwenken: 15 pk, compound
- toppen: 11,5 pk, compound
- rijden: 11,5 pk, compound
- Massa: totaal 101 ton
- Bouwjaar: 1961
- Constructeur: NV Boomse Metaalwerken