Overslaan en naar de inhoud gaan

Elektrische topkraan JA371

De 'Kockskraan'

In 1957 werden twintig JA-kranen samen met drie JB-kranen besteld bij de Duitse constructeur Kocks in Bremen, na aanbesteding op basis van bestek nummer 2765. De JA-kranen moesten twintig van de vierentwintig DC-kranen (3 ton) op de zuidkaaien van het Leopolddok vervangen.

Met de slanke JA-kranen ging de productiviteit in overslag flink de hoogte in. Door hun gewicht durfden de sporen waarop ze stonden evenwel te verzakken. - Foto Katoen Natie

Een nieuwe weg 

De aannemingsvoorwaarden van het bestek schreven voor dat de kranen moesten worden geïntegreerd in de plaatselijke situatie, wat inhield dat ze over een 5 meter breed kraanspoor moesten kunnen rijden en voeding moesten krijgen vanuit het bestaande 550-volt gelijkspanningsnet. De concepten van de moderne kraanbouw, zoals vijf jaar eerder gerealiseerd in de HA-kranen van constructeur Demag, dienden als leidraad. Daarmee werd definitief afscheid genomen van de vooroorlogse concepten en bouwmethoden, zoals die nog terug te vinden waren bij de acht IA- en IB-kranen van constructeur Le Titan Anversois uit 1952. Dit waren nog zware mastodonten, met een geraamte van geklonken staalprofielen, een samengestelde giekconstructie van respectievelijk 52 en 65 ton, en een totale massa van 188 en 197 ton!

Techniek in transitie

De JA-kranen waren slanker dankzij de gelaste kokerbouw, een giek belast op knik (met een massa van amper 5,2 ton) en uitgebalanceerd met een beweegbaar tegengewicht aan de achterzijde van de torenbovenbouw. De bovenbouw droeg het kantelmoment van de last over op het portaal en kon daarom veel lichter gebouwd worden dan het geval was bij de vorige generatie, waar de bovenbouw - op zich stabiel - los op het portaal rustte. Voor een overdracht van het kantelmoment zoals op de recente HA-kranen (via een dubbele kogellager) was men nog wat huiverachtig, gezien de kinderziekten van dat systeem die nog maar sinds kort verteerd waren. Het kantelmoment van de bovenbouw kwam bij de JA-kraan terecht in het portaal via een zuil van ca. 5 meter lengte die centraal onder de bovenbouw gelast was en op twee niveaus op het portaal steunde.

In de praktijk bleek dat het geheel van de kraan toch te zwaar uitviel voor de tot dan gebruikelijke kraanspoorondersteuning met houten dwarsliggers, met gevolg dat de kraanrail aan landzijde op enkele maanden tijd met meer dan 5 centimeter verzakte. De goede werking van de kranen kwam in gedrang, en een nieuwe kraanbaan met een grotere draagkracht werd aangelegd.

De JA-kranen droegen bij tot bijna een verdubbeling van de productiviteit in stukgoedoverslag van de betrokken kaaien: per shift was meer dan 600 ton haalbaar. Zo’n 30 jaar later verdween op de zuidkaaien van het Leopolddok de stukgoedactiviteit voor de behandeling van massagoederen. De JA-kranen moesten op hun beurt plaats ruimen.

Karakteristieken

  • Type: topkraan
  • Last: 5 ton / 3 ton
  • Vlucht: 17 meter / 28 meter
  • Motoren: 550 volt gelijkspanning; constructeur: AEG
    • hijsen: 45 kW, serie
    • zwenken: 8,8 kW, compound
    • toppen: 7,5 kW, compound
    • rijden: 8,5 kW, compound
  • Massa: 145 ton
  • Bouwjaar: 1957
  • Constructeur: Kocks, Bremen, Duitsland

Ondek meer

Havenkranen

De grootste en meest indrukwekkende collectiestukken van het MAS ontdek je aan de Scheldekaaien: de havenkranen.

Meld je aan voor de nieuwsbrief