Topkranen
In 1925 bestelde het stadsbestuur 4 reeksen van 4 topkranen. Op dat moment was de topkraan een innovatief type waarvoor iedere constructeur een eigen concept had ontwikkeld en een patent aangevraagd. Het havenbestuur volgde deze evolutie op de voet. Het liet de toonaangevende brevetten bestuderen en won inlichtingen in over de prestaties van topkranen in buitenlandse havens.
Onder de druk van internationale concurrentie wenste het stadsbestuur proefonvriendelijk het beste systeem te selecteren. De 3 eerste reeksen werden besteld bij de Nederlandse constructeurs Stork-Hijsch in Hengelo (CA), Gusto-Smulders in Schiedam (CB) en Figée in Haarlem (CC) . De 4de reeks ging naar Cockerill in Seraing (CD) die een patent overnam van de Britse constructeur Babrock-Wilcox.

CD 184
De firma John Cockerill wilde als Belgische constructeur wel meedingen naar de levering van topkranen, maar had geen eigen concept. Zij had echter wel goede relaties met Engelse constructeurs en verwierf van de kraanbouwer Babcock-Wilcox een patentrecht voor een bepaald type van topkraan.
Volgens het concept van dat patent werd de horizontale baan van de last bij de topbeweging bekomen door op het uiteinde van de giek een scharnierende uithouder of ‘mussenbek’ te monteren. Aan de top van de giek werd een kabel bevestigd die over de ronde geleider rond het scharnierpunt van de bek liep naar een vast punt boven de kraancabine. Die vaste kabel deed bij het intoppen de bek naar beneden draaien terwijl de topschijf en de hijshaak op dezelfde hoogte leven
Bovendien zorgde een bijkomend mechanisme met tegengewicht voor de permanente uitbalancering van het eigen gewicht van de giek. Het resultaat was dat het toppen aangedreven kon worden met een motor van slecht 6 pk.
De elektrische uitrusting werd geleverd door de Gentse firma SEM, de Société d’Electricité et de Mécanique. In 1912 was zij gefuseerd met de bouwer van dieselmotoren Carels, bekend van de ABC- dieselmotoren waarmee het grootste deel van de Belgische vissersvloot toegerust was. Voor het stedelijke havenbedrijf motoriseerden zij ook sleepboten, vlotkranen, baggermolens en -vaartuigen.
Kraan 184CD werd opgesteld op kaai nummer 184 aan de noordzijde van het Derde Havendok, in een groep met 3 zusterkranen CD 183, 185 en 186.