Overslaan en naar de inhoud gaan
Schachtel

Antwerpse Handjes

Koekjes met een geschiedenis

Tot vandaag zijn de Antwerpse Handjes koekjes het meest bekende toeristische souvenir van de stad Antwerpen. In de MAS collectie bevinden zich dan ook vele verpakkingen van het koekje. Het Handje werd in 1934 gelanceerd door Jos Hakker en de Antwerpse Meesterbanketbakkersvereniging. Met de vorm van het koekje verwezen de bakkers naar de middeleeuwse Brabo sage. Maar achter het koekje gaat meer dan één geschiedenis schuil. We ontrafelen hier de biografie van het koekje en zijn uitvinder.

In 1934 organiseerde de Antwerpse banketbakkersvereniging op vraag van Jos Hakker een wedstrijd om een culinaire specialiteit voor Antwerpen te creëren. Jos Hakker zelf won de eerste prijs met zijn "Antwerpse Handjes". De vorm verwijst naar de middeleeuwse legende over de stichting van Antwerpen: de reus Antigone eiste een doorgang over de Schelde tot Brabo, een Romeinse soldaat, hem versloeg door zijn hand af te hakken. Vervolgens begon de havenstad Antwerpen te bloeien dankzij de vrije handel.

Als je een doos 'Antwerpse Handjes' opent, ontdek je ook het verhaal van Antigone en Brabo. Wat vaak vergeten wordt, is dat Jos Hakker uit een Joodse familie in Nederland kwam en dat hij en zijn familie het slachtoffer werden van de Jodenvervolging in Antwerpen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Met andere woorden, er zitten veel verhalen verborgen in dit koekje.

De biografie van het koekje

Affiche de promotion pour le lancement des mains d'Anvers, 1934 (Collection Jan de Kinderen)

De Antwerpse Meesterbanketbakkers wensten in 1934 met het nieuwe koekje uitdrukking te geven aan hun beroepsliefde en hun gulheid voor bezoekers van Antwerpen. Mogelijk stimuleerde ook de economische crisis en de nood aan een nieuwe inkomstenbron de uitvinding van het nieuwe koekje. De eigenlijke verkoop van de koekjes startte met enige vertraging, omdat men wachtte op de uitkomst van de ontwerpwedstrijd voor de geschenkdoos. Het winnend design toonde naast de typische vorm van de hand ook een reeks kenmerkende zichten van Antwerpen. Op zaterdag 15 december 1934 brachten de meesterbanketbakkers het koekje echt op de markt.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam de verkoop van de Antwerpse Handjes vermoedelijk tot stilstand. Na de oorlog maakten de Antwerpse banketbakkers zich zorgen over de opkomende industrialisatiebeweging. Daarom wilden ze het vakmanschap van de banketbakkers in de kijker zetten. Zes bakkers van de Antwerpse afdeling van de Koninklijke Vereniging van Meesterbanketbakkers van België besloten in augustus 1956 om de Antwerpse Handjes terug op de markt te brengen. Ze namen een patent op het recept van bloem, suiker, boter, eieren en amandelen, evenals de vorm, de naam en de verpakking. Alleen Antwerpse bakkers die een licentievergoeding betaalden en zich aan strikte voorwaarden hielden, mochten het koekje hierna nog verkopen. 

Leerlingen van de bakkersopleiding INCOPA (nu PIVA) bakken Antwerpse Handjes op de Meir en delen ze gratis uit, Antwerpen, 20-23 oktober 1956. Collectie Provinciaal Instituut PIVA

De volgende decennia evolueerde de vorm van het Handje. Het koekje werd wat strakker en smaller. De amandelschilfers werden beperkt tot de pols. Ook de dozen en zakjes ondergingen enkele metamorfoses. In 1971 kwamen er volchocoladen handjes bij: de zogenaamde ‘caraques’. Op vraag van de Syndicale Unie voor Brood-, Banket-, Chocolade- en Ijsbedrijf ontwierp de firma Gartner nadien een handvormige praline met praliné- of koffievulling. Ten slotte creëerde de chocolatier René Goossens in 1982 een chocolade versie met een vulling van marsepein doordrenkt met de Antwerpse likeur Elixir d’Anvers. 

De Antwerps Handjes groeiden uit tot een populair product voor de toeristische markt. In 2005 introduceerden de toeristische dienst van de stad Antwerpen, het industriële chocoladebedrijf Andes (uit Puurs nabij Antwerpen) en de Syndicale Unie samen een strakke make-over van de verpakking. Sindsdien is het onderscheid tussen de industriële en de ambachtelijke koekjes voor de consument minder zichtbaar. Een meertalig infoblaadje met focus op de legende van Brabo en Antigoon werd eveneens aan de dozen toegevoegd.

Rond dezelfde tijd werd onder impuls van de nieuwe vzw Streekproducten Provincie Antwerpen bij de VLAM (Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing) een aanvraag ingediend om de Antwerpse Handjes te laten erkennen als Vlaams streekproduct. Die erkenning kwam er in mei 2006. Om dit te vieren, deelden de bakkers opnieuw koekjes uit aan de Meir.  In 2008 erkende de VLAM ook het volchocoladen Antwerpse Handje, de ‘caraque’, en het chocoladen Antwerpse Handje met Elixir d’Anvers vulling van chocolatier Goossens als Antwerpse streekproducten.

Sinds de jaren 1950 werd de verkoop van het Antwerpse Handjes koekje dus echt een succes. De koekjes werden ook steeds meer beschouwd als het erfgoed van Antwerpen. Tegelijk werd de geschiedenis van het koekje en zijn uitvinder steeds minder bekend. Vooral bij de erkenning van het koekje en zijn chocolade variant als streekproduct in 2006 en 2008 valt het op dat het erkenningsdossier en de persartikels zeer summier zijn over de geschiedenis van het Handje.

De biografie van de uitvinder

Jos Hakker en zijn kleindochters Rafke (Rachel) en Joyce Hakker. Begin jaren 1950. Kazerne Dossin, Collectie Hakker, KD_00362_000007

Wie was Jos Hakker, die bestuurslid was van de Antwerpse Meesterbanketbakkers in 1934 en het koekje bedacht? We baseren ons hier op het onderzoek van Museum Kazerne Dossin en de getuigenissen van Rachel en Joyce Hakker.

Jos Hakker werd geboren in Amsterdam op 28 mei 1887. Na het overlijden van zijn vader in 1889, werden de kinderen in een weeshuis ondergebracht en daar groeide Jos op met zijn twee broers. Hun studiekeuze daar was vrij beperkt en Jos werd er opgeleid tot pastei- en banketbakker.

Eenmaal afgestudeerd, verhuisde Jos naar Antwerpen waar verre familie woonde, de familie Simons-Kahn die een bakkerij had. Hij kon er meewerken in de zaak en ontmoette er ook zijn toekomstige vrouw, Rachel Simons, die uit Nederland op familiebezoek kwam in Antwerpen. Het koppel trouwde en opende een eigen banketbakkerij in de Provinciestraat. Ze kregen één zoon, Simon Hakker, geboren in Antwerpen op 7 september 1912.

Jos Hakker was een eerste-generatie migrant, zoals vele Joden in Antwerpen op dat moment. De Joodse bevolking in de stad was inderdaad op korte tijd bijzonder sterk uitgebreid: van een paar honderd Joodse inwoners vóór het laatste kwart van de negentiende eeuw tot ongeveer 35.500 aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog.  

In de jaren 1930 bevonden zich in de Provinciestraat ten minste vier Joodse bakkerijen waarvan drie koosjere (onder toezicht van een rabbijn). De vierde was de banketbakkerij Hakker-Simons wiens clientèle overwegend Nederlands-Joods en niet-Joods was. Rond Sinterklaas en Kerstmis was er steevast speciaal gebak en snoepgoed.  De familie Hakker herinnert zich de Provinciestraat als een levendige straat waar Joden en niet-Joden keurig samen woonden. Er was een concentratie van orthodoxe Joden, zoals in een shtetl in Polen, maar er woonden ook veel niet-Joden en niet-orthodoxe Joden in de buurt.

De Hakkers hadden veel contact met hun niet-Joodse buren: de niet-Joodse slager aan de overkant van de straat, de Nederlandse visboer, het koppel van de kruidenierswinkel. De buren waren bevriend en onderling ook klant bij elkaar.  Daarnaast was Jos Hakker sterk betrokken bij de Socialistische Partij, waar hij na zijn aankomst in België in 1903 lid van werd. Hij was vanaf 1912 bestuurslid en vanaf 1918 voorzitter van de Socialistische Partij van de zesde en zevende Wijk van Antwerpen. Hakker deed ook catering voor de stad en was dus erg geëngageerd en geïntegreerd in de stad. Tegelijkertijd hield hij zich sterk aan zijn afkomst: hij sprak uitsluitend 'Nederlands Nederlands' en zou nooit een woord Antwerps dialect spreken.

De Tweede Wereldoorlog en de Jodenvervolging

In mei 1940 vluchtten zoon Simon Hakker en zijn verloofde Phyllis Wach met de ouders van Phyllis naar Frankrijk, zoals andere Joden deden. Phyllis’ vader werd er gearresteerd in Lyon. Hij werd op 2 maart 1943 van Drancy naar Majdanek gedeporteerd en overleefde de oorlog niet.  Simon en Phyllis en de moeder van Phyllis keerden na de arrestatie terug naar Antwerpen, maar vluchtten opnieuw  in augustus 1942. Ze namen ook drie Joodse kinderen uit de buurt mee. Ze bereikten na een moeilijke tocht de Zwitserse grens en overleefden de oorlog.

Tot de zomer van 1942 had Jos Hakker zelf zich geen grote zorgen gemaakt, ook niet toen het dragen van de Jodenster opgelegd was, die hij wel als bijzonder stigmatiserend beschreef: “Hoewel mijn familie nooit als Joden geleefd heeft en de meeste menschen zelfs onze Joodsche afkomst niet vermoedden, waren wij toch verplicht de ster te dragen met al de nadeelen hieraan verbonden. Persoonlijk droeg ik deze ster bijna nooit.”  Twee duidelijke verwittigingen deden Jos Hakker de ernst van de situatie inzien: de eerste grote razzia op Joden in Antwerpen die in zijn buurt plaatsvond in de nacht van 15 op 16 augustus 1942 en de waarschuwing op 22 september 1942 van een voormalige klasgenoot van zijn zoon Simon Hakker.

Jos liet zijn doodzieke echtgenote op 16 augustus 1942 opnemen in het Sint-Erasmusziekenhuis. Na het overlijden van zijn vrouw op 29 oktober 1942 ontvluchtte hij Antwerpen.  Hij trachtte clandestien Zwitserland te bereiken om zijn zoon en schoondochter te vervoegen. Zijn “passeurs”, contactpersonen om bij de vlucht te helpen, waren echter collaborateurs van het Devisenschutzkommando: Hakker was verraden en werd gearresteerd. Na twee weken opsluiting in de gevangenis van de Begijnenstraat in Antwerpen, werd hij op 13 november 1942 in de Dossinkazerne te Mechelen afgeleverd.

Op 15 januari 1943 vertrok vanuit de Dossinkazerne transport XVIII en transport XIX.  Dit was het eerste konvooi sinds de aankomst van Jos Hakker. Geregistreerd onder nummer 247 nam Jos Hakker plaats in de deportatietrein met 1623 andere mensen richting Auschwitz-Birkenau. In totaal kwamen 1557 gedeporteerden op hun bestemming aan. Zevenenzestig van hen konden uit de derde klasse-wagon springen, onder wie Jos Hakker.

Hakker overleefde de rest van de oorlog in Franstalig België en vervoegde het Luikse verzet. Onmiddellijk na de Bevrijding van België publiceerde hij zijn ooggetuigenverslag 'De Geheimzinnige Kazerne Dossin – Deportatiekamp der Joden'. Met zijn zeer nauwkeurige beschrijving werd Hakker als het ware de kroniekschrijver van de Dossinkazerne.

De familie Hakker na de oorlog

Vrij snel na de bevrijding keerde Jos Hakker terug naar Antwerpen. Jos' zoon Simon, zijn schoondochter en zijn twee kleindochters die hij nog niet had ontmoet, zouden pas rond de zomer van 1945 terugkeren. Samen heropenden ze op 17 september 1945 hun banketbakkerij van de Provinciestraat.  Dat was niet evident: op een aantal voorwerpen na, was alles van de bakkerij van voorheen weg. Het was bovendien niet alleen van nul af aan herbeginnen, het was jaren financieel erg moeilijk doordat tijdens de oorlog zoveel vermogen verloren was gegaan en er daarbij nog een schadevergoeding aan Zwitserland moest betaald worden voor het verblijf tijdens de oorlog.

De banketbakkerij Hakker bleef, ook al was ze gesitueerd in de “Joodse buurt”, een niet-koosjere bakkerij. Mensen kwamen er speciaal voor de Hollandse specialiteiten, zoals saucijzenbroodjes, gember- en orgeade (amandel)-bolussen met warme gemberstroop, boterkoek, amandelkoek, gevulde koeken, geglaceerde cake, weespermoppen, schuimpjes, Jan Hagel, krentenbollen, appelflappen, appelbollen en krentenbrood met orgade (amandelen) en gekonfijt fruit. Voor Sinterklaas bakten de Hakkers, net als voorheen, allemaal lekkers waaronder speculaaspoppen, marsepeinen fruit en dieren, alsook een alfabet in boterletters. Ook de kerstperiode kende een specifiek aanbod. In januari 1956 vroeg Jos Hakker aan het Antwerpse Folkloremuseum overigens meer informatie over de Verloren Maandag traditie. Mogelijk paste dat in de zoektocht naar een geschikt aanbod voor het Antwerpse publiek.

Hakker nam ook zijn engagement in de Koninklijke Vereniging der Meesterbanketbakkers en in de Socialistische Partij opnieuw op. De familie was goed bekend in het Antwerpse socialistische milieu en dus met Lode Craeybeckx en Camille Huysmans, maar kreeg ook de Nederlandse minister Willem Drees op bezoek in de bakkerij. Jos Hakker werd opnieuw voorzitter van de Socialistische Partij van de zesde en zevende wijk van Antwerpen. Als dé man van het Antwerpse streekproduct, verzorgde Jos Hakker met zijn zoon de recepties op het stadhuis bij het bezoek van koning Boudewijn. Daarnaast organiseerde hij als voorzitter van de Koninklijke Vereniging der Antwerpse Meesterbanketbakkers tot in de jaren 1950 wedstrijden, congressen en ontvangsten op het stadhuis. Over de oorlog, de vervolging en het Joods-zijn werd de eerste twee decennia na de oorlog weinig tot niet gesproken, ook niet met de kleinkinderen. Slechts gaandeweg vernamen Rachel en Joyce Hakker meer over de Joodse tradities en over het oorlogsverleden.

Meer dan het verhaal van Brabo en Antigoon

Bevrijdingseditie van de Antwerpse Handjes doos, met het levensverhaal van Jos Hakker in vier talen

In 2019 bracht de stad Antwerpen in het kader van de herdenking van de Tweede Wereldoorlog een aangepaste versie van de Antwerpse Handjes verpakking uit. Daarbij steekt naast het verhaal van Brabo en Antigoon ook het verhaal van de uitvinder, Jos Hakker.  We hopen dat dit tijdelijke initiatief navolging krijgt. Want net dat meervoudige verhaal herinneren, kan het belang van het Antwerpse Handje doen toenemen. Het koekje kan dan verwijzen naar de creativiteit en ondernemingszin van de Antwerpse bakkers, de lange geschiedenis van diversiteit in de havenstad Antwerpen en de weerbaarheid van bakker Jos Hakker na zijn uitsluiting en vervolging.

 

Dit artikel is gebaseerd op het onderzoek over het Antwerpse Handje van Veerle Vanden Daelen, Leen Beyers en Sofie De Ruysser: https://issuu.com/paulcatteeuw/docs/volkskunde_119_-_2018_3
Zie ook www.kazernedossin.eu

Een Antwerpse lekkernij sinds 1934:

Meld je aan voor de nieuwsbrief